afb.
Sinds oktober 2006 publiceert de Werkgroep Toponymie iedere week in het Stadsblad een cultuurhistorisch stukje over een straat, steegje, hofje of plein. Inmiddels zijn de straten en stegen van de historische Bossche binnenstad, en die van de twee eerste stadsuitbreidingen buiten de stadswallen, het Zand en de Muntel, besproken. Ook zijn de inmiddels gesloopte woonbuurten de Vogelwijk (Siberië, de Siep) en de Duliwijk behandeld. In de afgelopen elf maanden zijn de straatnamen van de derde grote stadsuitbreiding buiten de stadswallen, de Vliert, aan bod geweest. Vanaf vandaag gaat de serie Toponymie een stukje verder terug in de tijd. We richten ons op de namen van de straten die aangelegd werden in de jaren vanaf 1860 op de voormalige vestinggronden op de stadswallen, waarmee onder andere de wijk De Hofstad ontstond. Nederland kende gedurende de 19e eeuw een aantal ingrijpende veranderingen op economisch en maatschappelijk gebied. Een ervan was het proces van verstedelijking, de trek van het platteland naar de stad. Een reeks misoogsten leidde rond de jaren 1840 tot grote voedseltekorten, honger en armoede. In 1873 werd de agrarische sector getroffen door een landbouwcrisis. Nederland werd overspoeld door goedkoop graan uit de Verenigde Staten, waardoor de voedselprijzen kelderden en veel boeren brodeloos werden en landarbeiders aan de bedelstaf geraakten. Een deel van de plattelandsbevolking emigreerde in die tijd naar de Verenigde Staten. Een ander deel keek naar de steden waar, sinds de intrede van de stoommachine, voor die tijd grote industrieën waren ontstaan. Daar was werk aan de winkel. Een stroom plattelandsmensen deed de stadsbevolking van vele plaatsen in betrekkelijk korte tijd explosief groeien. Dat was ook het geval in 's-Hertogenbosch: tussen 1820 en 1899 steeg het aantal inwoners van ruim 13.000 tot meer dan 30.000. De bevolkingsexplosie veroorzaakte ernstige ruimte- en woningproblemen. De stad zat echter gevangen binnen haar stadswallen, ze was nog altijd onderdeel van het Nederlandse verdedigingsstelsel (Zuidelijk Frontier). Buiten de stadsmuren mocht, omwille van militair-strategische overwegingen, niet gebouwd worden. Daardoor werden in de 19e eeuw alle open plekjes in de stad volgebouwd. Tuinen en achterplaatsen raakten volgepropt met woninkjes, waarin licht en lucht bijna niet konden doordringen. Tussen de hoofdstraten ontstond een warnet van sloppen en stegen. Een paradijselijke situatie voor huisjesmelkers en pandjesbazen die van elke vierkante meter grond het hoogste profijt wilden hebben. | 5 |
Als vestingstad werd 's-Hertogenbosch eeuwenlang belemmerd in zijn groei. De stad was omsloten door wallen en grachten. Daarbij werd ze omringd door laag, moerassig gebied waarop uit militair-strategische overwegingen niet gebouwd mocht worden. Dit complex aan linies, de Stelling van 's-Hertogenbosch geheten, verloor geleidelijk aan zijn belang voor de landsverdediging. In 1870 werd de vestingstad voor het laatst in staat van verdediging gebracht. Vier jaar later maakte de Vestingwet een einde aan de vestingstatus van 's-Hertogenbosch. De stad mocht eindelijk buiten de stadsmuren gaan bouwen, waardoor iets gedaan kon worden aan de erbarmelijke woonomstandigheden in de vele sloppen en steegjes van de volksbuurten. Maar dat vond toch niet plaats: het stadsbestuur gaf voorrang aan het watervrij maken van de stad en omgeving. De jaarlijkse wateroverlast was er de oorzaak van dat de eerste stadsuitbreidingen ná de Vestingwet moesten geschieden op voormalig militaire terreinen op, rond en bínnen de stadswallen. Al in 1862 kwam de Bossche afdeling van de Vereniging ter Bevordering van de Fabrieks- en Handwerksnijverheid (1851 opgericht te Amsterdam) met het plan om aan de Hofstad 18 arbeiderswoningen te bouwen. Het betrof een strook gemeentegrond (voormalige moesgronden) van ongeveer 14 roeden (1 Bossche roede = 33,1 m2). De Vereniging had bij het gemeentebestuur het verzoek ingediend “om kosteloos of althans op eenigszins inschikkelijke voorwaarden” bedoeld terrein te kunnen verwerven. De vereniging moest voor de bouw van de woningen ongeveer 20.000 gulden bijeen zien te krijgen; ze gaf daartoe aandelen van 100 gulden tegen 4% rente uit. Als het plan lukte zou dit het begin kunnen zijn van het op grotere schaal bouwen van woonhuizen en het “opruimen van zekere ellendige buurten, die broeinesten zijn van bederf en ziekte”. De (gegoede) burgerij reageerde niet overmatig enthousiast: er werd ongeveer 14.000 gulden opgehaald. Toch durfden de initiatiefnemers het aan tot het nemen van verdere stappen. Augustus 1862 richtten ze de Vereniging ter Verbetering van de Arbeidswoning op: het was de eerste bouwvereniging in de zuidelijke provincies. Op 28 oktober 1862 werd de strook grond bij raadsbesluit verkocht voor 405 gulden. De kostprijs van één arbeiderswoning (twee vertrekken en een zolder) bedroeg bijna 661 gulden. De bouwtijd van de woningen bedroeg 10 maanden. De 18 huizen hebben zo'n 110 jaar lang in de Hofstad gestaan. Zij werden in 1973 gesloopt. | 5 |
Na de Vestingwet van 1874 kregen uitbreidingsplannen voor de stad nieuw leven ingeblazen. Een aantal leden van aanzienlijke Bossche families, zoals Van Meeuwen, Tilman en Van Lanschot, richtten in 1879 een nieuwe particuliere bouwvereniging op: De Bossche Bouwmaatschappij. Deze bouwmaatschappij stelde zich ten doel om goedkope en hygiënisch verantwoorde huizen voor de arbeidersklasse te bouwen. De daadwerkelijke ontmanteling van vele voormalige vestingwerken in de periode tussen 1880 en 1890, gaf 's-Hertogenbosch een geheel ander aanzien. Op de vrijgekomen militaire terreinen begon De Bossche Bouwmaatschappij huizen neer te zetten. Januari 1880 kocht De Bossche Bouwmaatschappij haar eerste grond, met een oppervlakte van bijna 20 aren. De kavel, een voormalige moestuin, was bestemd voor het bouwen van 'flinke' arbeiderswoningen en lag vlakbij de Hinthameruitgang. De nieuw aan te leggen straat werd in 1881 Muntelstraat genoemd. De straat zou verhard moeten worden met puin, sintels en grind. Tussen 1880 en 1889 kwam het totale woningbezit op tenminste 143 huizen: 34 aan de Zuidwal, 37 aan de Noordwal en 72 panden aan de Muntelwal, tussen de Muntelstraat en de Hofstad. De grondkosten bedroegen 4 gulden per vierkante meter. Voor die tijd waren de huizen aan de Zuidwal en Noordwal comfortabel: een voor- en een achterkamer, een aparte keuken en washok, kelder en zolder. Er hoorde een tuintje bij. Elke woning had een eigen privaat en aansluiting op de waterleiding. Deze woningen deden een huur van ƒ 1,60 tot ƒ 2,40 per week; voor de meeste arbeiders waren die te hoog. Aan de Muntelwal waren het beneden- en bovenwoningen van drie kamers, zonder aparte keuken, met waterleiding en aangebouwd privaat. De huren van deze woningen waren relatief laag: ƒ 1,20 tot ƒ 1,50 per week. Een ongeschoolde arbeider verdiende eind 19e eeuw ongeveer ƒ 350,- per jaar. Van de marginale stadsuitbreiding langs de noordelijke stadswallen in 's-Hertogenbosch, namen ook de opkomende industrie (ijzergieterij G. Dufay, loodpletterij N. Rouppe van der Voort; kunstboter van J.J. van den Heuvel) en enkele particuliere bouwers, veel ruimte in beslag. De eerste aanzet tot het bouwen van goede arbeiderswoningen door woningbouwverenigingen, vond haar toepassing in en rond de Hofstad. Toch zou het merendeel van de arbeidende klasse en het zogenaamde lompenproletariaat nog tot lang na de Woningwet van 1901 moeten wachten, voordat zij van de erbarmelijke woonkrotten verlost werden. | 5 |
1977 |
RedactieB. en W.: Géén vertraging 'Hofstad II'
Krantenknipsel, woensdag 16 maart 1977
|
|
2020 |
Graag meer ons-kent-ons in de HofstadNiet met bier op de stoep en de jong in een opblaaszwembad op straat, wel lekker volks. Maar een beetje meer saamhorigheid in de Hofstad zou fijn zijn.
Linda Akkermans | Brabants Dagblad, dinsdag 14 juli 2020 | Regio 2-3
|
|
2020 |
‘Gouden dames’ van de HofstadAl 44 jaar maken twee Sjaantjes en één Monica hun Hofstad schoon. Ze houden de boel in de gaten en bekommeren zich om nieuwe buurtgenoten. Ze zijn het goud én het geweten van de wijk aan de rand van het centrum. En zeker niet op hun mondje gevallen.
Linda Akkermans | Brabants Dagblad, dinsdag 16 juli 2020 | Regio 2-3
|
|
2020 |
Je komt er alleen als je er moet zijnWie op de plattegrond kijkt, ziet dat het Hinthamereinde toch écht bij de Hofstad hoort. Maar het is er niet meer als vroeger, en dat wordt het ook niet meer.
Linda Akkermans | Brabants Dagblad, dinsdag 18 juli 2020 | Regio 2-3
|
|
2020 |
Renovatie: dé kans op meer contactAlleen het renoveren van woningen in de Hofstad is niet voldoende. De bewoners zouden meer met elkaar moeten praten. Wijkmanager Riekje Bosch ziet mogelijkheden. „Samen bouw je een wijk. Het buurtje voelt goed, maar er mag wel wat meer onderling contact komen. De renovatie is een mooie aanleiding.”
Jos van de Ven | Brabants Dagblad, dinsdag 21 juli 2020 | Regio 2-3
|
2003 |
Wijken voorgedragen voor extra impulsHet college schrijft een brief aan demissionair minister Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (Vrom), de heer Kamp waarin de wijken Boschveld en Bartjes, Eikendonk en Hofstad worden voorgedragen voor een extra impuls met flankerend beleid. Het stelt daarbij als voorwaarde dat een dergelijk impuls op geen enkele manier ten koste mag gaan van eerder vastgestelde gelden voor het Grotestedenbeleid.
B&W Besluitenlijst 28 januari 2003
|